Kapot
Elke keer als ik erin kijk
Denk ik, waarom?
Hoe heb ik het zo ver laten komen?
Om mezelf kapot te maken,
om te voldoen aan het hoge en onmogelijke schoonheidsideaal…
Het moest eraf…
Dan pas zou ik gelukkig kunnen zijn
Dacht ik..
Het gaf een kik en hoop
om te blijven volhouden
om meer kwijt te raken
Tot op een moment
Ik schrok
Wat zag ik eruit
Slecht en moe
Kwam dat daar door?
Dat kon niet..
Het zal wel weer overgaan
Maar het werd erger..
Steeds donkerder en slechter..
Steeds lelijker
Bleek, moe en geen glans meer maar een doffe gloed…
Het enige wat ik nog onder controle had en wat nog hoopvol was
Was dat de pijl niet te ver doorschoot
Maar eronder bleef…
Aan de buitenkant een hard masker
Maar van binnen een verscheurd en gebroken hart
Tranen die niet vloeide
Maar versteent waren..
Diep weggestopt
Ik wilde dit niet meer
Waarom nog verder?
Ik was toch niet meer het meisje van vroeger
Maar kapot gemaakt door een te hoog ideaal
Waarom niet alles achterlaten?
Dit was toch al een hel voor me
’t kon toch niet erger,
Niet donkerder en meer pijn doen
Wie gaf er echt om mij?
Wie keek verder dan mijn masker?
Er was er Een
Die me nooit uit het oog had verloren
En zijn hand uitstrekte
Om mij te genezen van mijn pijn
Alleen zijn helende doorboorde handen.
Doorboord om alles op zich te nemen
En mij te helen.
Om weer hoop en leven te geven.
De glans kwam weer terug
Heel voorzichtig om opnieuw te beginnen
Af en toe komt de angst en pijn weer terug
En baal ik van wat ik zie
Maar ik weet dat ik geliefd
en mooi ben in Zijn ogen!